Importheffingen, concurrentie en waardecreatie
Ooit ontwikkelde de TU Delft het ‘3C-hefboom ketenmodel’ om de stabiliteit van waardecreatie door autoproducenten te kunnen meten. Uit hun analyses is gebleken dat firma’s die een dalende stabiliteit vertonen of onder gemiddeld scoren, worden overgenomen dan wel failliet gaan. Zo nam Toyota Daihatsu over, die laag op de waardecreatie ranking scoorde en niet meer in staat was de R&D op te brengen om te blijven concurreren. En zo is ook Mazda een nauwe samenwerking met Toyota aangegaan.
Donald Trump beschuldigde onlangs de Duitse auto-industrie van oneerlijke handelspraktijken. Een deja-vu? Eind jaren zeventig moest het Massachusetts Institute of Technology (MIT) de bedreiging van de Amerikaanse auto-industrie door die van Japan onderzoeken. De uitkomsten van dit onderzoek (lees: The Machine that Changed the World) zijn later geframed in het begrip ‘lean manufacturing’; Japanse autoproducenten waren zeer sterk in het verkorten van de ontwikkeltijd van een model van gemiddeld 9 jaar in de VS en Europa naar circa 4 jaar in Japan, gepaard met een sterke samenwerking in een ketenmodel met een ‘supply chain’ als hefboom voor just-in-time toelevering van subsystemen.
De Japanse auto-industrie kreeg importquota opgelegd. Deze hielpen niet. Het marktaandeel van Japanse (en Zuid-Koreaanse) auto’s bleef stijgen. En de Amerikaanse auto-industrie verzwakte verder, net als die in Frankrijk en Italië. GM ging uiteindelijk in 2009 failliet, en Chrysler fuseerde met Fiat.
Uit het TU Delft-onderzoek blijkt dat de Duitse auto-industrie (Audi, BMW, Mercedes) uitblinkt in stabiele hoge waardecreatie. Met het heffen van nieuwe importtarieven en/of opleggen van quota snijdt Trump uiteindelijk in eigen vlees – het gebrek aan concurrentie zal uiteindelijke de Amerikaanse auto-industrie verder verzwakken omdat deze maatregelen afleiden van het fundamentele onderliggende probleem: de afwezigheid van grensverleggende innovatie (Tesla niet te na gesproken) door schrijnend lage R&D budgetten waarbij versnelling in ‘ecosystemen’ niet tot stand komt. En het is juist aan de randen van ketenintegratie of –samenwerking waar nieuwe lichten op gaan.
En niet aan de rand van de afgrond. Want dan gaan lichten uit.