Dividend, investeren, lenen: de terreur van de harmonie
‘Het gaat uitstekend met Frankrijk’, zei de acteur Coluche eens; ‘het land staat er veel beter voor dan volgend jaar’. Ik moest opeens erg aan Nederland denken.
Nederlandse bedrijven investeren steeds minder. In 2016 investeerden ze 64% van het bedrag dat ze afschreven – dat was in 2006 nog 137,6% (en in het decennium daarvoor nog wat hoger). Daarbij is ook de kapitaalintensiteit tussen 2014 en 2016 voor het eerst sinds 1960 gedaald. Dat betekent dat het niveau van de kapitaalgoederen per werknemer slinkt, met andere woorden: voor het eerst in decennia is het productieproces arbeidsintensiever geworden. Ook zijn de uitbetalingen aan aandeelhouders fors toegenomen. In 2017 hebben grote en middelgrote beursfondsen 38% meer uitgetrokken voor hun aandeelhouders: € 22,9 miljard (tegen € 16,6 miljard in 2016). Ten slotte lenen bedrijven steeds meer om de hoge uitkeringen aan dividend, aandeleninkoop en investeringen te financieren: € 7,8 miljard bij banken en obligatieverschaffers.
Dit is wat ik noem de terreur van de harmonie. Immers, voor de lieve vrede gaat er veel cash vooral naar de aandeelhouders. Fijn voor de (heel) korte termijn, maar daar zit de vermogensmarkt uiteindelijk niet écht op te wachten – zij financieren liefst bedrijven die investeren in onderscheidend vermogen, met competitieve assets.
En die hollen we nu, met een hang naar voorspelbaarheid en stabiliteit, op onverantwoordelijke wijze uit – ergo: langdurig tegenvallende beursprestaties ten opzichte van toonaangevende ‘peers’ (vergelijk de margecijfers van AkzoNobel of Unilever, Philips, ed. met de branche, en huiver…), en een markt vol prooien voor private equity partijen en saneringsconsultants. De kapitaalmarkt verlangt realisatie van (kasstroom) potentie: ‘hidden value’ (vanuit immateriële activa, nieuwe concepten, reële disrupties), hoge interne rendementseisen (ambitie), absolute outperformance. Kortom: economische waardecreatie die stevig uitstijgt boven de cost of capital. Uiteindelijk is dat de beste beschermingsconstructie tegen ongewenste toenaderingspogingen. En niet het rigide en risicoloze rondpompen van wat extra procenten dividend.
Wezenlijke onafhankelijkheid wordt gegenereerd door topprestaties. Omgekeerd komen topprestaties bijna altijd voort uit inspanningen van onafhankelijk denkende mensen. De boodschap luidt dus: aanpakken en serieus doorpakken, voordat andere marktpartijen het heft in handen nemen. Het is hoog tijd voor de activistische doener, die de ambitie heeft om in zijn eigen omgeving het positieve verschil te maken. Niet tien procent meer, maar honderd procent anders: een ambitie die zeker mag worden verwacht van topbestuurders.
Dat vergt verbeeldingskracht om nieuwe wegen voor de geest te halen, moed om dat onbekende tegemoet te treden en realisatiekracht om die visie om te zetten in ‘excess return’. Dat blijkt nogal schaars – uitzonderingen als Wolters Kluwer, DSM en Besi daargelaten. Liever zoeken besturen het in laaghangend fruit: kostenreducties, afsplitsingen, ed. Ook RvC’s varen graag een veilige koers. Dat is te makkelijk. En gevaarlijk. Zo maken we van ons land een luilekkerland van prettig geprijsde ondernemingen die voor een habbekrats weg worden geplukt, waarna de ‘aasgieren’ er goede (kasstroom) sier mee maken.
In het licht van het bovenstaande kost het niet veel verbeelding de lijst overnames, saneringen, opsplitsingen en de-listings voor de komende één á twee jaar te voorspellen: Philips Lighting, Unilever, Wereldhave, Brunel, Corbion, KPN, Beter Bed, TomTom. To name a few… En terecht.